Nederlandse samenvatting

Achtergrond: Hartfalen kenmerkt zich door ernstige moeheid en kortademigheid als gevolg van vochtophoging achter de longen door onvoldoende (pomp)werking van het hart. Het aantal patiënten met hartfalen groeit door het ouder worden van de bevolking en door betere behandeling van patiënten met chronisch hartfalen. Patiënten die eenmaal zijn opgenomen met hartfalen hebben een grote kans om binnen korte tijd opnieuw te worden opgenomen. Meestal is de reden voor opname een toename van klachten die te maken hebben met het vasthouden van vocht ten gevolg van hartfalen. Er is op dit moment maar één behandeling beschikbaar voor het behandelen van het vocht bij hartfalen, namelijk lisdiuretica (plasmedicatie/pillen). Het is echter zo dat een groot deel van de opgenomen patiënten met vocht ten gevolge van hartfalen niet goed of onvoldoende reageert op deze behandeling en dat we nog niet goed weten hoe we dit op tijd kunnen herkennen of verbeteren. Patiënten die niet goed reageren op deze behandeling hebben een verhoogd risico om te overlijden of kort na opname opnieuw opgenomen te worden voor vocht ten gevolge van hartfalen. Het is daarom van groot belang om verder onderzoek te doen naar de behandeling van vocht bij hartfalen, hoe onvoldoende respons herkend kan worden en hoe we de respons kunnen verbeteren.

Wij hebben recent aangetoond dat de hoeveelheid zout in de urine gebruikt kan worden om het effect van de lisdiuretica (plasmedicatie/pillen) op het vocht bij patiënten met hartfalen vast te stellen. Er is zelfs bewijs dat de hoeveelheid zout in de urine twee uur na het toedienen van de eerste gift lisdiuretica (plasmedicatie/pillen) een indruk geeft van het effect op de vochtuitscheiding in de daaropvolgende uren. Het doel van deze studie is om te onderzoek of we het zout in de urine kunnen gebruiken om tijdig patiënten te identificeren die onvoldoende vocht kwijtraken op de bij opname gestarte behandeling én of we de zoutuitscheiding kunnen verbeteren door aan de hand van het zout in de urine de behandeling aan te passen.

Studie opzet: We zullen patiënten met hartfalen rondom opname vragen of ze mee willen doen met deze studie en vervolgens randomiseren (onderverdelen) in twee groepen. De eerste groep krijgt de standaard behandeling voor vocht bij hartfalen zoals dit nu in heel Nederland wordt toegepast. De tweede groep krijgt een behandeling die gebaseerd is en aangepast wordt op het zout in de urine. Voor patiënten die deelnemen aan deze studie zijn er geen extra bloedafnames of onderzoeken, er zal enkel op gezette tijden urine naar het laboratorium worden opgestuurd om het zoutgehalte te bepalen.

Verwachte resultaten: Wij verwachten dat de behandeling voor het vocht bij patiënten met acuut hartfalen welke aangepast wordt op de zoutwaarden in de urine zal leiden tot een betere en snellere afname van het vocht, maar ook zal leiden tot kortere ziekenhuisopnames en minder heropnames. Door dit onderzoek zullen we daarnaast meer inzicht krijgen in de behandeling van vocht ten gevolge van hartfalen en zullen we hopelijk in de toekomst patiënten met vocht bij hartfalen op een gepersonaliseerde wijze kunnen behandelen. Dit onderzoek heeft de potentie om een direct effect te hebben op de behandeling van vocht bij hartfalen en daarnaast een positief effect te hebben op de uitkomsten van patiënten met hartfalen.

Studiedoel